Om je eigen website te bouwen, heb je eigenlijk niet zoveel nodig. Er bestaan erg gebruiksvriendelijke programma’s waarmee je websites kan bouwen. Zoals we al schreven, is er Composer, een eenvoudig programma dat standaard in het Mozilla-pakket zit. Je kan er in een overzichtelijke grafische omgeving je pagina’s opmaken, en ze via Composer zelf op het internet publiceren.
Als je het wat professioneler wil aanpakken, zijn er ook ietwat complexere programma’s. Macromedia Dreamweaver en Adobe GoLive zijn zowat de standaarden in de wereld van webdesign. Deze programma’s kunnen zware taken aan, zijn erg veelzijdig en zijn goed geïntegreerd met andere software van de betreffende producenten. Een groot voordeel van zowel Dreamweaver als GoLive is dat je, naast de grafische werkomgeving te gebruiken, ook zelf je code kan schrijven. Zeer handig als je bijvoorbeeld een kleine wijziging moet aanbrengen en het maar niet gedaan krijgt in de grafische omgeving. Voorwaarde is wel dat je html kent. Een nadeel aan deze programma’s is dat ze aardig wat geld kosten. Voor Dreamweaver moet je zo’n 400 euro neertellen, Adobe GoLive haal je voor 300 euro in huis. Beide programma’s zijn er voor Windows en Mac OS.
Uiteraard kan je ook zelf je html-code schrijven, zodat je geen van deze programma’s nodig hebt. Als je voldoende html kent, kan je een hele website bouwen met een eenvoudig tekstprogramma. Hiervoor kan je bijvoorbeeld Notepad gebruiken, dat standaard in MS Windows zit. Voor GNU/Linux is er een zeer handig programma voor dit soort werk: XEmacs. Het programma is zo ontworpen dat het enkele programmeertalen kent en je helpt bij het schrijven van de code door ze bijvoorbeeld kleurtjes te geven, zodat je de code makkelijker kan lezen. Intussen is XEmacs ook beschikbaar voor Windows en Mac OS.
Eenmaal je site klaar is, moet je die natuurlijk nog op het internet krijgen. Dit doe je door hem naar een server te sturen. In programma’s als Composer en Dreamweaver zit een module ingebouwd die je hiervoor kan gebruiken. Daarnaast bestaan er verschillende gratis programma’s om websites up te loaden. In MS Windows kan het met Smart FTP, een heel eenvoudig te bedienen programma. Fetch doet hetzelfde in Mac OS, en voor GNU/Linux is er gFTP.
Vooraleer je bestanden kan down- en uploaden, moet je ergens op het internet een plek reserveren voor je website. Je huurt bij een bedrijf ruimte op een server, de computer waarop jouw site terecht zal komen. Deze bedrijven handelen in webhosting. Voor een basis-hosting (100 MB webruimte, technische ondersteuning, enkele e-mailadressen) betaal je ongeveer 100 euro per jaar. Het kan ook gratis, in ruil voor reclame op je website. Bij Tripod betaal je bijvoorbeeld niks voor je hosting maar er worden advertenties getoond telkens een bezoeker op je site komt. Reclame op je site of betalen: het is een afweging die je zelf best maakt.
Als je een website op het internet wil publiceren, heb je ook een adres nodig waar mensen jouw site kunnen vinden. Zo’n adres heet in internettermen een domeinnaam. Wil je zo’n domeinnaam kopen, moet je langs een organisatie die internetdomeinen beheert. Vaak kan je via het bedrijf dat je hosting verzorgt ook een domein registreren, bijvoorbeeld bij www.all2all.org, een organisatie die kortingen geeft aan non-profitorganisaties. Voor je een domein aanschaft, kan je best eerst nagaan of die bewuste domeinnaam al in gebruik is. Dat kan op www.dns.be. Daar kan je ook uitzoeken wie welke domeinnaam heeft gekocht. Soms handig als je op zoek bent naar de bron van informatie op internet.
LEES VERDER: Computers praten met elkaar // Surfplanken // Elektronische brieven // Bendevorming // Kletsen en vergaderen // Je eigen website // Speuren in cyberspace // Do it yourself! //
|